Han Lammers (1931-2000) is een markante persoonlijkheid uit de naoorlogse geschiedenis van Nederland en geldt als een van de meest prominente figuren uit het nog prille verleden van Flevoland. Als journalist ontwikkelde Lammers zich in de jaren vijftig en zestig tot een belangrijk - en gevreesd - criticus van het politieke en sociale leven in het toen nog sterk verzuilde Nederland. Ook in zijn bestuurlijke functies liet Lammers nadrukkelijk van zich horen. Als wethouder van Amsterdam met de portefeuille Stadsontwikkeling (1970-1976) probeerde hij de hoofdstad nieuw elan te geven door de aanleg van de metro en de sanering van oude volkswijken. Dat leidde tot een reusachtige consternatie. Van 1976 tot 1996 gaf Lammers leiding aan de maatschappelijke opbouw in Flevoland, eerst als landdrost en daarna als commissaris van de Koningin in Flevoland. Bij zijn dood werd hij op de meest uiteenlopende manieren getypeerd. Hij zou een rasbestuurder zijn, een ware sociaaldemocraat, een begenadigde organist, een linkse regent, een bewogen politicus, een provocatief doordrammer en bovenal een doener. Amsterdammer in de polder laat al die eigenschappen met elkaar rijmen. Herman de Liagre Böhl (1943) is historicus en promoveerde op de politieke activiteiten van de dichter-communist Herman Gorter, over wie hij ook een biografie schreef. Van 1976 tot 2006 was hij (hoofd)docent aan de Universiteit van Amsterdam bij de vakgroep politicologie. Eerder verschenen van zijn hand Nederland industrialiseert! (1980), De bevrijding van Amsterdam (1989), Amsterdam op de helling (2010), Steden in de steigers (2012) en Wibaut de Machtige (2013).