In november 1956 vluchtte ze weg uit Hongarije. Samen met haar jonge echtgenoot, het ongewisse in. Aangekomen in Zwitserland vond ze wel zekerheid, maar ook een culturele woestijn, veroorzaakt door de taalbarrière. Haar ballingschap had haar, de gretige lezer, tot analfabete gereduceerd. Ze moest zich de Franse taal van de grond af eigen maken. En zo vertelt Agota Kristof in De analfabete over de persoonlijke weg die zij afgelegd heeft, die haar tot de gewaardeerde schrijfster heeft gemaakt die ze is.