Mijn Anti-canto's zijn dus in zekere zin ook canto's - tenminste dat mag ik hopen - maar niet zulke canto's uit één stuk, zoals Luiz Vaz de Camoëns ze schreef in de zestiende eeuw. Ze doen wel hun best maar ze weten soms van hun gezond niet af, en daar moeten we het helaas mee doen, want het is 2004.
Hield Camoëns zijn Lusiaden hoog en droog na zijn schipbreuk in de Mekong, in een vliegende storm, waarbij hij veel verspeelde, ook de Anti-canto's hadden dikwijls het tij niet mee, en gieren jagen tegenwopordig op levenden, terwijl het aas naar hartelust schrijft. Maar dit zij zo.
Anti-canto's en De Astatica heet dit boek. En De Astatica gaat nog verder terug dan de springbronnen van de Anti-Canto's die pas uit plm. 1970 stammen, maar wat is een naam en wat is tijd. De Astatica, oorspronkelijk een bedenksel van Augustus Anijs, die ook al, aan de oever van de Dinkel het prozawerk De sectie op Augustus Anijs schreef, dat was omstreeks 1958, en ook van dat werk kwam niets terecht, is in stilte opgedragen aan de onbekende Spaanse schrijver van 'Lazarillo de Tormes', dat De Astatica ongetwijfeld in roem zal blijven overtreffen....
Augustus Anijs, een droevig heteroniem, schreef in zand en natte blaren, en ik op papier, dat is een licht voordeel, maar we kennen gelukkig de juiste zuurgraad van het papier niet. Ik houd mijn wereldbeeld bijeen rook. De auteur moet bekennen dat de Anti-canto's zowel als De Astatica gaan over wat er op het van onzichtbare droefheden gonzende papier staat. Naar onbrandbare regels zal de lezer tevergeefs zoeken.
Tot zijn voordeeel strekt misschien dat het geschrift niet uitsluitend en alleen handelt over hemzelf. En die schrijven vanuit het weten, weten niets.' - H.H. ter Balkt