Het is 1953 en in Teheran hoort de jonge soldaat Behrouz in een steegje een baby huilen. Het meisje is duidelijk aan haar lot overgelaten en hij besluit het kindje naar huis mee te nemen. Behrouz heeft geen idee hoe groot de gevolgen zullen zijn van deze daad van barmhartigheid. Als dit meisje, Aria, de jaren erna opgroeit, heeft ze te maken met drie verschillende vrouwen die de rol van moeder op zich zullen nemen: de vrouw van Behrouz, die haar haat en mishandelt; de rijke weduwe Fereshteh, die haar wil beschermen; en de straatarme Mehri, wier geheimen zowel een zegen als een vloek zullen zijn.