Arty noemt ze zich. Als bedeesd meisje uit de provincie gaat ze in betrekking bij een welgesteld Amsterdams echtpaar. Hij is docent aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten en zelfzuchtig, mevrouw is morfine-verslaafd. Hij onderkent Arty's teken- en schildertalent, zij wordt zijn minnares. Ze raakt betrokken bij de vrouwenbeweging in het begin van de twintigste eeuw. En Arty wordt beschuldigd van brandstichting. Dat heeft vergaande gevolgen en het gooit haar hele leven overhoop.