Hoe de Nederlanders kwamen en gingen en wat ze achterlieten
De Atjeh-oorlog (1873-1942) vormt een van de zwartste bladzijden uit de Nederlandse geschiedenis. De strijd tussen nietsontziende koloniale soldaten en fanatiek islamitische Atjehers kostte aan zo'n 100.000 mensen het leven, onder wie duizenden Atjehse vrouwen en kinderen.
In Atjeh. Het verhaal van de bloedigste strijd uit de Nederlandse koloniale geschiedenis volgt Anton Stolwijk het spoor van de strijd - een spoor dat niet alleen langs vergeelde en vergeten dagboeken voert, maar ook naar het hedendaagse Atjeh, dat nog steeds blijkt te worden getekend door de oorlog.
Het resultaat is een fascinerend, origineel verhaal dat geschiedenis en actualiteit, onderzoek en journalistiek naadloos en virtuoos combineert.
Anton Stolwijk (1979) woonde lange tijd in Atjeh, vanwaaruit hij stukken schreef voor onder andere De Groene Amsterdammer en Hard Gras. Momenteel is hij als affiliated fellow verbonden aan het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden.
'Het enig tastbare overblijfsel uit de begindagen van de Atjeh-oorlog bevindt zich in de voortuin van Ibu Irina, op een kwartiertje rijden van het strand.
"Hier rusten tien strijders, den heldendood gestorven, den 6. januari 1874 bij het nemen van de versterking voor de moskee," luidt de tekst die in de massieve vierkante steen is gebeiteld. De steen staat op een nogal onhandige plek, midden op de oprit, maar voldoet prima om de was op te drogen of een fiets tegen te stallen.'