Lonnio (26) keert na jaren terug naar zijn ouderlijk huis in Nieuw-Amsterdam (Suriname). Hij moet geopereerd worden aan een peesontsteking in zijn linkerhand. De operatie slaagt en na maanden van hevig lijden kan hij zijn vingers weer bewegen zonder pijn en nadenken over zijn toekomst als pianist. Na de operatie maakt hij een dagtocht naar het district Commewijne, waar hij in zijn jeugd alle schoolvakanties heeft doorgebracht en waar hij op twaalfjarige leeftijd zelfs twee jaar op de suikeronderneming plantage Mariënburg woont. De ontmoeting met vrienden veroorzaakt bij hem een ware vloedgolf van herinneringen die hij zeer intens beleeft. Hij komt daarmee in de conceptie van het begrip ‘Atman’ (Zelf, kennis van het Zelf) tot grote inzichten in zichzelf en in de culturele waarden van de multi-etnische leefgemeenschap van Suriname.