In Autobiografie van een flat laat De Kat het geheugen spreken. Meanderend en associërend tekent hij de kaart van een verleden dat niet wil verdwijnen. Het geloof en de dood van zijn moeder, de ziekte van zijn vader, de verliefdheid op een zelfde meisje als zijn broer, het verongelukken van zijn beste vriend. De Kat weet zo te schrijven dat er in zekere zin iets lichts uit ontstaat, iets zachts, iets wat alles te maken heeft met geluk.