Hrabal had in de periode dat deze verhalen zich afspelen, zo’n drie jaar na de Fluwelen Revolutie in 1989, twee woonplaatsen: een flatje in de wijk Sokolníky (Praag 8) en een buitenhuisje in Kersko, een buurtschap op zo’n 30 km ten oosten van Praag. In Praag was zijn stamkroeg de Gouden Tijger in de Husova-straat. In het buitenhuisje verzorgde hij liefdevol een flink aantal zwerfkatten. Meestal ging hij er dagelijks of om de dag met de bus naartoe om ze met lekkernijen te verwennen. Eén van deze katten was de kater Cassius, vernoemd naar de bokser Cassius Clay, later bekend onder de naam Muhammad Ali. Dit was de lievelingskat van Hrabal, aan wie hij zijn avondverhaaltjes vertelt.