In zijn allereerste roman, verschenen bij C.A.J. van Dishoeck te Bussum, die zijn vaste uitgever zou worden, beschrijft Thijssen, (zoals hij het later zelf samenvat) “de worsteling van een nog niet gerijpte persoonlijkheid met een klas”. Barend Wels is aanhoudend bezig krampachtig orde te houden; intussen streeft hij ernaar door het behalen van extra aktes zo snel mogelijk weg te komen uit het lager onderwijs. Aan het eind van de roman komt hij tot beter inzicht. “Toen kon Barend Wels onderwijzer worden.” In dit boek toonde Thijssen al zijn satirisch talent, vooral in de dialogen.
Van 1905 tot 1907 publiceerde hij het verhaal al in afleveringen in het door hem zelf opgerichte kritische onderwijzersblad De Nieuwe School, onder het pesudoniem Otto L. Fieggen..