In een kleine Hongaarse stad verspreidt zich het gerucht dat Béla Wenckheim, een rijke aristocraat, uit Argentinië terugkeert. Steeds meer mensen rekenen erop dat hij veel geld meebrengt, waardoor de stad weer tot bloei zal komen. Hij wordt dan ook feestelijk onthaald. Maar als de baron door een reeks tragikomische misverstanden onverwacht overlijdt, komt de gedesillusioneerde bevolking in opstand. Er breekt een enorme brand uit in de stad. De enige overlevende is een idioot die uit het gesticht is weggelopen en boven op de watertoren een liedje zit te zingen. Met de ene na de andere krachtige scène leidt Krasznahorkai de lezer door zijn verhaal, even ironisch verteld als zijn eerdere werk maar dit keer veel openlijker humoristisch. De ondergang lokt ons met een grijns.
László Krasznahorkai is een schrijver met een volstrekt authentieke stem die precies weet wat hij wil: 'schrijven over de wereld, niet over het communisme in Hongarije, niet over Hongarije, maar over een diepere laag in de wereld.'