Tweemaal interviewde antropologe Zora Neale Hurston de zesentachtigjarige Cudjo Lewis, wiens echte naam Oluale Kossola was. Kossola werd als negentienjarige tot slaaf gemaakt en vanuit West-Afrika naar de Verenigde Staten verscheept, op het laatste, toen al illegale, slavenschip.
In 1931 brachten Hurston en Lewis drie maanden samen door, waarin ze praatten over zijn jeugdherinneringen, zijn gevangenname, over de horror van de overtocht en zijn jaren als slaaf. Het einde van de Amerikaanse burgeroorlog gaf Lewis pas zijn vrijheid terug.
Hurston tekende zijn verhaal op met het gevoelige oor en de empathie die haar tot een van de belangrijkste Amerikaanse schrijvers van de twintigste eeuw zouden maken. Ondanks haar succes kon ze geen uitgever interesseren voor dit werk. Negentig jaar later werd het herkend als het unieke historische document dat het is, en verscheen het alsnog.
In 1931 brachten Hurston en Lewis drie maanden samen door, waarin ze praatten over zijn jeugdherinneringen, zijn gevangenname, over de horror van de overtocht en zijn jaren als slaaf. Het einde van de Amerikaanse burgeroorlog gaf Lewis pas zijn vrijheid terug.
Hurston tekende zijn verhaal op met het gevoelige oor en de empathie die haar tot een van de belangrijkste Amerikaanse schrijvers van de twintigste eeuw zouden maken. Ondanks haar succes kon ze geen uitgever interesseren voor dit werk. Negentig jaar later werd het herkend als het unieke historische document dat het is, en verscheen het alsnog.