'Stop!' gilt Bart.
Hij steekt zijn stopbord nog hoger in de lucht.
De fietsers zijn bijna bij hem...
'Stop! Stop! Stop dan!'
Bart fietst elke dag naar school.
De weg is druk en gevaarlijk.
De grote kinderen letten niet op.
Ze rijden Bart omver.
Bart is boos. Heel boos!
Hij bedenkt een plan.
Hij wordt verkeersagent.