Wie was Confucius en wat onderwees hij? Draait zen alleen om het bereiken van een serene levenshouding? En wat is precies het verschil tussen hindoeïstisch en boeddhistisch denken? Op deze en andere vragen geeft het Basisboek oosterse filosofie een helder antwoord. De inleiding biedt een kernachtig overzicht van de drie belangrijkste tradities uit het oosterse gedachtegoed: India, China en Japan. Terwijl in de Indiase wijsbegeerte het zoeken naar het 'zelf' een belangrijk thema vormt, staan in het Chinese denken ethische en sociaalmaatschappelijke kwesties centraal. De Japanners namen veel inzichten van de Chinezen over, maar transformeerden deze ook naar eigen smaak: een fraai voorbeeld van intercultureel filosoferen uit de middeleeuwen. Behalve een eerste kennismaking met de belangrijkste filosofen uit Azië bevat het basisboek een ruime selectie fragmenten uit hun werk. Een glossarium complementeert dit overzicht van de oosterse filosofie, die in al haar veelvormigheid, diepgang en complexiteit schouder aan schouder met het westerse denken staat.