Als je wilt weten hoe het begonnen is in dit ondermaanse tranendal, luister dan niet naar anderen. Zij waren er niet bij. Mijn hoeven waren nog niet zo gespleten en mijn vacht was nog niet zo grijs als nu, maar ik, ik was erbij. Luister naar mij. Ik vertel je over de godin die haar onsterfelijkheid achter zich wilde laten om samen te kunnen leven met de man aan wie ze haar hart had verpand. Indien de duizenden, charmante, kleine imperfecties van ons bestaan plaats maken voor groot leed, hoe standvastig denk je dat zo’n keuze dan is? Ik vertel je over de held achter het gehoornde, houten masker, die bereid was tot een pact dat hem ongekende vermogens gaf. Maar als je de prijs hoort die hij bereid was daarvoor te betalen, hoezeer kun je dan nog geloven in zijn heroïsche idealen? Ik vertel je over de molenaarsvrouw, die het voor elkaar kreeg een zegen voor haar nazaten te regelen, opdat zij beter zouden gedijen dan zij ooit deed. Wanneer echter generatie op generatie vanaf de geboorte gebonden is, wat is dan het verschil tussen een zegen en een vloek? Ik vertel je over het kind van licht en duister, dat nog steeds probeert almachtig te worden, hoe lang het ook duurt, wat het ook vergt. Gestegen van knecht tot hoogwaardigheidsbekleder, en zijn tijd is nog maar net begonnen. Elk van ons zou zich moeten wapenen tegen zijn leugens. Ieder zou zijn snode plannen moeten zien te dwarsbomen. Maar hoe doe je dat, wanneer hij moeiteloos je ziel kan lezen, je hart kan raken en je geest kan sturen? Natuurlijk luistert iedereen naar Peregrijn, de oude alverman. Als nar vertelt hij op de seizoensfeesten over de beloftes van gisteren, die het lot van het land bepaald hebben. Iedereen wil van hem leren, en wie weet, misschien vertelt hij ooit nog zijn eigen verhaal.