Niet alleen het publiek is uiteenlopend, maar ook de tijdspanne waarin de teksten zijn geschreven. Gezamenlijk beslaan ze veertig jaar van Woolfs leven, waarin we haar herinneringen, toon, observaties en gedachten bijgesteld zien worden, hoewel de onderlinge samenhang van haar stijl en haar gevoelsleven overheerst.
De teksten geven een uniek inkijkje in haar jeugd met haar zus Vanessa, haar relatie met haar overleden moeder, broer en stiefzus, haar onstuimige vader, en het misbruik van haar stiefbroer. De verschillende kringen waarin zij zich bewoog – huiselijk, artistiek, intellectueel, aristocratisch – bieden een breed beeld van de vroege twintigste eeuw. Ze is nietsontziend, maar tegelijk humoristisch en relativerend. Haar scherpe observatie van mensen en situaties en haar beeldende, treffende schrijfstijl bekend uit haar fictie, maken ook haar autobiografische teksten tot een leesbaar en inzichtrijk geheel.