Een man met de naam Berg, die hij veranderde in Greb, kwam in een badplaats met de bedoeling zijn vader te vermoorden…
Zo begint Ann Quin’s roman Berg, een debuut ‘zo verbluffend superieur in vergelijking met het gros dat je het nooit zult vergeten’ (The Guardian) dat wordt vergeleken met de fictie van Samuel Beckett en Nathalie Sarraute.
Alistair Berg hoort waar zijn vader, die al sinds zijn kinderjaren afwezig is, verblijft. Zonder zijn identiteit te onthullen, neemt Berg een kamer naast die waar zijn vader en diens minnares logeren. In het hotel begint hij de uitschakeling van zijn vader te beramen. Verleiding en geweld volgen, hoewel niet helemaal zoals Berg bedoeld heeft, waarbij Quin de procedure van heerlijke absurdistische humor voorziet. Tegen de achtergrond van een ruige badplaats ontwikkelt zich een absurd en brutaal plot met drie personages: Alistair Berg, zijn vader en hun wederzijdse minnares.
Anarchistisch, bedwelmend, donker: Quin’s meesterlijke debuut is een klassieker uit de naoorlogse Britse avant-garde.
Ann Quin (1936-1973) was een schrijver uit de arbeidersklasse uit Brighton, Engeland. Ze stond in de jaren zestig samen met BS Johnson en Alan Burns aan de voorhoede van het Britse experimentalisme, en woonde halverwege de jaren zestig ook in de VS, waar ze nauw samenwerkte met Amerikaanse schrijvers en dichters, waaronder Robert Creeley.
Voor haar dood in 1973 publiceerde ze vier romans, die de komende jaren bij Oevers verschijnen: Berg (1964), Drie (1966), Passages (1969) en Tripticks (1972).