verliest Delphine Lecompte zich opnieuw in de vreugde van de
taal, de reddingsboei waaraan zij zich vastklampt. Worstelend
met haar demonen, neurosen en fobieën schrijft ze exuberant,
genereus en overdadig over haar kindertijd en volwassen leven.
Ze schroomt daarbij niets, spaart niemand en omarmt de
schaamte volledig. Dit is schrijven zoals alleen Delphine Lecompte dat kan. Schrijven om te overleven. Al doende dijt haar
fantastische, absurde en kleurrijke levenswerk verder uit. Deze
cyclus, waarvan het einde nog niet in zicht is, is een tour de force
die op geheel eigen wijze verwant is aan de Mijn strijd-boeken
van Knausgård en die een net zo groot publiek verdient.