Boven de tafel hing een lamp.
Soms kwam de olifant op bezoek en vroeg of hij even aan die lamp heen en weer mocht slingeren.
De eekhoorn vond dat altijd goed.
Dan slingerde de olifant, flapperend met zijn oren, heen en weer - zó hoog dat hij zelfs tegen het plafond botste en de lamp vervaarlijk kraakte.
Telkens als hij laag over de tafel heen kwam, riep hij: 'Eekhoorn!' en zwaaide hij naar de eekhoorn.
De eekhoorn zwaaide terug en hoopte dat zijn lamp het zou houden.
Daarna aten zij zoete boomschors en spraken over de oceaan of over dieren die vaak jarig waren en anderen die dat nooit waren.
'Wij zijn vrienden, hè, eekhoorn?' vroeg de olifant soms.
'Ja,' zei de eekhoorn.
'Speciale vrienden?'
'Speciale vrienden.'De dierenverhalen van Toon Tellegen (1941) zijn een wereld apart. Hij kreeg er twee keer de Gouden Griffel voor, een keer een Zilveren, en de Woutertje Pieterse Prijs. En voor alles bij elkaar kreeg hij de Theo Thijssenprijs.