De structuur van deze tweede bundel van de jonge dichter Jan Lauwereyns is tweeledig. Fragmenten uit het eerste deel (‘Het zwijgen van de dichter’) verschenen eerder in het literaire tijdschrift
Maatstaf. In dat eerste deel achtervolgen ovidiaanse gedaanteverwisselingen de dichter. Het tweede deel heet net als de bundel ‘Blanke verzen’.
De verzen waarvan de dichter spreekt, gaan over het hoe en het waarom van de poëzie. Hij ziet zich immers telkens voor een groot dilemma gesteld: moet hij spreken? Dat is zilver. Of zwijgen? Dat is goud. Een dichter kan per definitie echter niet zwijgen. Ook al eindigde Nagelaten sonnetten met de nadrukkelijke belofte dat er geen gedichten meer zouden komen, de dichter van Blanke verzen stelt twee jaar na datum vast dat zijn poging om het schrijven van sonnetten na te laten, gedoemd was te mislukken. In deze nieuwe bundel staat hij er weer, en sterker dan ooit.