'Ik wou dat er iets moois was,' zegt Bloem, 'iets moois en lichts.'
'Wat is voor jou mooi en licht?'
'Een mooi verhaal,' zegt ze, 'een goede afloop, iets duidelijks, iets wat blijft.'
'Zal ik je een mooi en licht verhaal vertellen? Waar gebeurd ook nog?'
Zijn relaas over lust en bedrog, liefde en verlies, spiegelt dat van Bloem. In sneltreinvaart ontrolt zich het lot van de minnaar, onverbeterlijk pathetisch als in een doktersroman, een gedicht van Auden of een film van Truffaut.