Om drie uur 's nachts belt Arie vanuit Nijmegen zijn vader uit bed. Hij heeft voor tachtigduizend gulden aan goudstaven op te bergen. In de Duitse tijd werd een fortuin aan goud en juwelen begraven in een villa te Lisse en de enige die weet wáár die schat ligt, is een ex-Wehrmacht soldaat, Johann geheten, die sinds jaren machinist is van een raderboot op de Rijn. Maar deze Johann heeft geen tijd en geen geld om in Holland een schatgraaf-expeditie te beginnen en maakt een afspraak met vier Amsterdamse onderwereldfiguren om dat voor hem te doen en dan gevijven te delen. De schat weten zij inderdaad te pakken te krijgen, maar Jan, Bob en Arie raken in de historie betrokken. De familie Grimbos uit Lisse (aan wie de schat toebehoort) biedt de jongens een kwart van de waarde van de schat als zij die weten terug te veroveren. Zij doen dat vol geestdrift met slapeloze, avontuurlijke nachten en wilde autoritten. Zelfs pa Roos, de vader van Arie, raakt in het gesjouw met goudstaven en de overvallen in hotels betrokken, wordt in Zeeland opgepakt en op het kritieke moment door Jan en Arie weer ontzet... op zijn sokken.