Mim moet naar oom Kas.
Haar mam is ziek.
"Fijn", zegt oom Kas.
"Leuk dat je bij mij komt."
Maar voor Mim voelt het niet fijn.
Ze wil niet naar oom Kas.
Er is daar niets te doen.
Haar mam is ziek.
"Fijn", zegt oom Kas.
"Leuk dat je bij mij komt."
Maar voor Mim voelt het niet fijn.
Ze wil niet naar oom Kas.
Er is daar niets te doen.