Rainer Maria Rilke (1875-1926), die een zwervend bestaan had geleid, woonde de laatste vijf jaar van zijn leven in Muzot, een gehucht in het Zwitserse Rhônedal, net aan de Franse kant van de taalgrens. Hij schreef er zijn laatste Duitstalige bundel, De sonnetten aan Orpheus, en dichtte daarna een tijdlang helemaal niet. Nieuwe inspiratie kwam er, behalve van het landschap waar hij steeds meer voor ging voelen, vooral van het gebruik van een nieuwe dichttaal, het Frans, dat zijn hele leven al wel een voertuig voor brieven en gesprekken was geweest. Die inspiratie resulteerde in een enkele maanden voor zijn dood bij Gallimard verschenen bundel, die nu door Jan Kuijper is vertaald.