De zon komt op in Lissabon. Zomaar een ochtend in het midden van de twintigste eeuw. Een schrijver blikt uit het raam, het lijkt een morgen als alle andere: schoenmaker Silvestre die zijn winkel opent, Adriana die op haar hakken naar kantoor vertrekt, Justina die weer een lange dag vol ruzie met haar gewelddadige echtgenoot voor de boeg heeft, de maîtresse Lidia, en de nostalgische Spaanse Carmen. De schrijver laat zijn ogen discreet van huis naar huis gaan, van personage naar personage. Hij toont ons grote frustraties, kleine illusies, en heimwee naar betere tijden. Dit alles onder de altijd aanwezige deken van de dictatuur en de muziek van Beethoven. Net als Pessoa vraagt de auteur zich af: 'Moeten wij allen getrouwd, onbeduidend en dienstbaar zijn?' In Bovenlicht weet Saramago ons op meesterlijke wijze te introduceren in zijn universum. We herkennen de heldere stem van de Nobelprijswinnaar en hij geeft ons een prachtig tijdsbeeld van het Lissabon van de jaren vijftig.