Op een winterochtend, in een voorstad van Dublin, wordt een gewone vrouw wakker naast haar gewone man, haar gewone tienerkinderen slapen in de kamers ernaast. Zonder er veel over na te denken, loopt ze de voordeur uit. Ze trekt de deur achter zich dicht en stapt in haar auto, ze pakt de trein en daarna de veerboot. Achtenveertig uur later neemt ze haar intrek in een cottage in Wales. Ze is weg. Weg van haar gezin, weg van de samenleving en haar verwachtingen en weg van een naderende breakdown.