Als de Bengaalse Nazneen de huwbare leeftijd bereikt, wordt ze uitgehuwelijkt aan Chanu en verhuist ze naar Londen. Oppervlakkig gezien verloopt haar leven kalm en jarenlang doet ze wat van haar wordt verwacht: ze doet het huishouden en voedt haar kinderen op. In werkelijkheid houdt ze met al haar kracht een wankel evenwicht in haar gezin in stand; haar dochters en haar man maken elkaar het leven onmogelijk. In die fragiele staat van vrede stapt Karim haar leven binnen. Hij roept gevoelens in haar op die ze nog nooit heeft gehad en hij veroorzaakt een beroering die de woede van de gemeenschap waarin zij leeft weerspiegelt. In de groeiende maatschappelijke spanningen in Londen weet Nazneen zich gebonden aan haar afkomst; vanuit Bangladesh schrijft haar zuster Hasina haar brieven over de hel van haar bestaan. Als de mogelijkheid van een terugkeer naar Bangladesh zich aandient, begrijpt Nazneen dat ze haar lot in eigen handen zal moeten nemen.