Martinus Nijhof (1894-1953) wordt door velen gezien als grondlegger van onze moderne poëzie. In deze tijd van het egodocument is ook de belangstelling voor het leven van Nijhoff duidelijk gegroeid. Nijhoff-kenner Andreas Oosthoek koos een tachtigtal brieven die Martinus tussen 1916 en 1950 schreef aan zijn vrouw Netty, die in 1931 bekend zou worden als A.H. Nijhoff met haar roman Twee meisjes en ik. Nijhoff, vol van het laaglandse bedrijf der letteren, schrijft Netty in haar roerig bestaan te midden van de Europese avant-garde.
Uit Brieven aan mijn vrouw blijkt dat ze beiden liever hun eigen weg kiezen dan voorgeschreven paden betreden. Dit brievenboek volgt het spoor van twee mensen door Europa. Nijhoff in zijn 'vreeselijk Den Haag', in Laren, Leiden, Amsterdam, Utrecht of als officier te velde. Zijn vrouw, de 'zachte brievenschrijfster met de gele hairen', immer op doortocht, in Parijs, Florence, Wiesbaden, Athene, Cornwall. Dit geïllustreerde brievenboek levert een fascinerende bijdrage aan de kennis over de persoon en de dichter Martinus Nijhoff en geeft een treffend beeld van een 'ambulant en ambivalent huwelijk'.