'Paul, vriend, niet lang geleden had ik een vreselijke nachtmerrie: het was donkere nacht en ik bevond mij op het kerkhof van Varsenare, ik stond voor je graf en zei voor me uit: 'Hoe is het daar beneden, Snoek, een beetje koud, zeker?'. Ik bleef staan luisteren, maar opeens voelde ik een harde hand als een klem om mijn nek, waarvan ik wist dat het onmogelijk de jouwe kon zijn, en ik kon niet meer bewegen, mijn bloed stond stil en ik tuimelde in een diepe donkere kuil en op het moment dat er zich fysieke verstikkingsverschijnselen voordeden, werd ik bevend van sterfangst wakker.' In dit boek zijn brieven samengebracht die Jef Geeraerts tussen 1980 en 1995 schreef aan literaire en andere vrienden. De bundel bevat poëtische teksten, stuk voor stuk doordrenkt van de centrale thema's van Geeraerts' werk: de vitaliteit en de erotiek, het ouder worden, de literatuur en de muziek. In de imaginaire Brief gericht aan Paul Snoek gaat Geeraerts, vier jaar na de dood van Paul Snoek, op zoek naar wat de dichter voor hem heeft betekend. In een imaginaire brief beschrijft hij hun vriendschap, de dagen na de gewelddadige dood van Paul Snoek, de begrafenis, details over de gedeelde vriendschap met Hugues C. Pernath en Hugo Claus, ontmoetingen met Jacques Brel en Snoeks visie op de dichtkunst in Vlaanderen. Dit brievenboek bevat verder ook een lange brief aan Jef Geeraerts' neef Marcellus. Daarin ziet hij zichzelf als een schakel tussen zijn tweeëndertig jaar oudere leermeester Marnix Gijsen en zijn evenveel jaren jongere neef. In de brief is ook de tekst verwerkt die Geeraerts ten afscheid schreef voor Marnix Gijsen. De bundel bevat verder onder meer een fictieve brief aan Paul Gauguin, een brief aan Geeraerts' vrouw, een tekst gericht 'aan de jonge vrienden', en andere brieven waarin zijn visie op de muziek, de ouderdom en het leven omstandig wordt uiteengezet.