Het is 1665. Raadpensionaris De Witt is al meer dan twaalf jaar aan de macht. Er heerst verwarring: de Republiek is op zee verwikkeld in een verbeten oorlog met Engeland en wordt in het oosten bedreigd door troepen van de bisschop van Münster. Zowel de vloot als het leger ontberen een krachtige bevelhebber. Het volk begint te morren. De roep om een prins van Oranje als opperbevelhebber wordt luider en luider.
Ritmeester Buat, opgevoed aan het hof van Oranje, raakt betrokken bij de onderhandelingen tussen de Republiek en Engeland.
Gebaseerd op authentieke bronnen en bewaard gebleven processtukken vertelt Jean-Marc van Tol in dit tweede deel van de Johan de Witt-trilogie het meeslepende levensverhaal van Henri de Fleury de Culan, beter bekend als ritmeester Buat. Aan de hand van memoires, getuigenissen, lofdichten en andere documenten komt een bijzonder boeiende periode uit de vaderlandse geschiedenis tot leven.