Met zijn Bucolica introduceerde Vergilius het bucolische of pastorale genre – waarin herders en herderinnen centraal staan en het buitenleven verheerlijkt wordt – in de Latijnse literatuur. Hij gaf er echter een geheel eigen wending aan: zijn personages zijn weliswaar herders, maar hun leven heeft niet het idyllische, frivole en lichtelijk onnozele karakter dat eerder zo kenmerkend was voor het genre en waardoor het bij velen bepaald niet geliefd was. In tien zogenoemde Eclogae beschrijft Vergilius de achtergrond van het leven van zijn herders: burgeroorlog, onteigening en utopische noodkreten. Ook de liefde wordt door Vergilius’ herders als een serieuze spelbreker erkend en gevreesd: Omnia vincit Amor.