In het werk van Nescio alias J.H.F. Grönloh speelt de Nederlandse natuur de hoofdrol, met z’n bomen, waters, wolken, schaduwen en spiegelingen. Er ging voor hem niets boven het Hollandse landschap; de natuur elders vond hij ‘min of meer onverteerbaar’. Hij was daar heel stellig over: ‘Buitenland is geen land’.
Maar in 1932 maakte Grönloh met twee van zijn dochters een fietstocht door Noord-Frankrijk en toen merkte hij dat hij zich in het buitenland voor het eerstwerkelijk thuis voelde. In brieven deed hij enthousiast verslag van die memorabele fietsweek. Twee jaar later gingen zijn vrouw en hij met vakantie naar de Ardèche, waar hun jongste dochter tijdelijk werkte, en ook toen genoot hij van die heel andere wereld. Brieven aan de familie bevatten uitvoerige beschrijvingen van alles wat er die dagen gezien en beleefd werd.
Zinnen die in 1942 vrijwel letterlijk werden overgenomen in het verhaal ‘Insula Dei’. Twee kanten van Nescio: de echtgenoot en vader,en de schrijver aan het werk.
Citaat uit 1932: ‘Geen opschriften, geen reclameborden,geen zitjes of lolplaatsen, bijna geen auto’s, leeg, leeg en
vriendelijk, golvend, soms zwoegden wij naar de wolken.En ’t beste weer, koel, nu en dan de zon, prachtige wolken, schaduwen op ’t land, de eenzaamheid zonder verlatenheid.’
Citaat uit 1934: ‘We zitten hier hoog op enkele kilometers van de Rhône met een prachtig gezicht over het breede dal met heel in de verte weer de bergen. Het is te vergelijken met de Westerbouwing maar alles vergroot: we zitten hooger en in plaats van Nijmegen met z’n heuveltjes liggen daar de uitloopers v/d Alpen, maar ver en meest wazig'