Een kleine heuvel.
Aan zijn voet stond een bordje:
BULT.
BULT was graag een symmetrische, koepelvormige verheffing in het landschap geweest.
Maar dat was hij niet.
Bult was een grillige bult.
Met één zachte helling.
Een jonge vrouw, een oude vrouw en een lange, slanke man wonen op ‘Bult’. Tijd gaat voorbij terwijl ze taart eten, soep koken, met de hond wandelen, knikkeren of hun haag knippen. In alles wat ze (niet) doen, gaat het heel vaak over de dood. Meer bepaald over het doodgaan van moeders, die wonderlijke wezens waaruit we voortkomen en waarmee we tegen wil en dank zijn verbonden.
Een weemoedig, melancholisch, soms grappig en onthecht verhaal waaruit een groot verlangen spreekt om ergens mee in het reine te komen, en dat je dat
alleen moet doen. Bult gaat over een verlangen naar (on)troostbaarheid.
Marieke De Maré (1985) schrijft, speelt, maakt, geeft.
Is een type dat niet in de zon gaat liggen.
Wordt vaak rood, vooral in haar hals, daar waar het bloed naar haar hart stroomt.
Zoekt daarom altijd naar manieren om oprecht te zijn, want liegen was nog nooit een mogelijkheid.
'Gaat het?' vroeg de oude vrouw.
'Het gaat vanzelf,' zei de jonge vrouw.
De oude en de jonge vrouw zochten elke dag
naar een punt tussen te weinig en te veel.