Na een onverwachte gebeurtenis besluit Victorien een camping over te nemen van twee zussen, die met de koop akkoord gaan op voorwaarde dat zij in het huis op het terrein mogen blijven wonen. Wat volgt is een parade van campinggasten: een jongen met een uitlaatservice, een klimaatvluchteling, een crimineel die zijn organisatie runt vanuit een caravan, een beroemdheid die vlucht voor de roddelpers, een militair met PTSS, een jonge vader met relatieproblemen. En dan zijn er natuurlijk de zussen. In Camping toont Maartje Wortel de maatschappij en de mens in al hun facetten. Wat voor de één een vakantie is, is voor de ander bittere noodzaak. De gasten op de camping hebben niets met elkaar van doen en zijn tegelijkertijd tot elkaar veroordeeld. Het is een tijdelijk onderkomen, want ze kunnen altijd weer weg, toch?
Zelf hield Victorien niet van kamperen. Ze was allergisch voor gras. Toch huilde ze liever vanwege gras dan door liefdesverdriet. Iedereen zei: liefdesverdriet gaat over. Dat was een leugen. Bij haar niet. Het ging niet over. Ze hield haar trouwring om. Tijdens haar huwelijk had ze de trouwring amper gedragen, maar nu ze Ode kwijt was, was ze gehecht geraakt aan de ring. Ode kon dan bij haar weggegaan zijn, zij was niet weg bij Ode.