Twee zussen, de dochters van het progressieve aristocratengezin De Jong van Beek en Donk, groeien op als freules én als strijdbare vrouwen. Cécile (1866-1944) huwt de steenrijke Haagse grondspeculant Adriaan Goekoop. In plaats van ondernemersvrouw wordt ze de schrijfster van de immens succesvolle feministische roman Hilda van Suylenburg (1897). Na haar scheiding werkt ze in Parijs als journaliste en romanschrijfster. Elsa (1868-1939) trouwt geen geld maar genialiteit: de componist Alphons Diepenbrock. In Amsterdam vestigt ze de eerste praktijk voor logopedie van Nederland. Haar huwelijk houdt stand door haar trouw aan een man die zijn vrouw niet kan beminnen zolang zijn moeder leeft, en die daarna voor verleidingen bezwijkt. De zussen, in hun jeugd innig verbonden, maken elkaar in het volwassen leven bittere verwijten over hun keuzes. Maar dan brengen de dood en de oorlog een onverwachte wending in hun relatie.