De bejaarde E. Busken verblijft tegen zijn wil in de gesloten afdeling van een verzorgingscentrum waar men niet spreekt van patiënten, maar van cliënten. Is hij dement? In ieder geval is hij geïnterneerd om af te kicken van een verscheidenheid aan verslavingen. Hij zegt niets en lijkt ook niets te horen. Roerloos in zijn rolstoel staart hij voor zich uit, terwijl hem inmiddels niets ontgaat van wat er om hem heen plaatsvindt en dat hij inwendig van snerpend commentaar voorziet. Met zijn medebewoners bemoeit hij zich niet, louter in beslag genomen door zijn eigen ongericht door elkaar wentelende gedachten. Deze bewegen zich van verontwaardiging en machteloos verzet tegen zijn situatie via troebele herinneringen naar megaloma-nie. Hij acht zichzelf een groot wetenschapper, filosoof en schrijver, jammerlijk miskend en misplaatst tussen de andere cliënten, die in de war zijn als hijzelf. Cliënt E. Busken beschrijft een dag uit zijn leven in de instelling, inclusief zijn warrige gedachtenuniversum. Brouwers doet dat vanop gerede afstand met nabije betrokkenheid. Een korte roman, navrant en hilarisch