roman van Nicolaas Matsier laat zich lezen als een gefragmenteerd
zelfonderzoek. Zoals de madeleine bij Proust, zo zetten kleine en
ogenschijnlijk onaanzienlijke voorwerpen of voorvallen zijn geheugen
in werking. Dat kan zijn bril zijn, of de ringtone van een
huistelefoon. Die laatste voert hem naar Turkije, waar hij met een
studievriend een lange reis maakte. Via Xenofon meandert zijn herinnering
naar de prille liefde voor het meisje dat zijn echtgenote zou
worden.
Zo onthult dit mozaïek in stukjes en beetjes wie Nicolaas Matsier is,
wat hem heeft gevormd en wat hem intrigeert. De hoofdstukken en
-stukjes zitten ergens tussen verhalen, beschouwingen, vergeetwoordenboek
en dagboek in, met als schakel het geheimzinnige fenomeen
van de ‘senex puer’: men is nog wie men was en men was al wie men
wordt. In Compositieportret, opgebouwd volgens alfabetische trefwoorden, wijst de gezochte zelf de schuldige aan.