Tussen het einde van de negentiende en de jaren zestig van de twintigste eeuw zochten tientallen vooraanstaande figuren uit het culturele en maatschappelijke leven hun heil bij de Katholieke Kerk. Onder hen schrijvers zoals Frederik van Eeden, Herman de Man en Helene Nolthenius, kunstenaars als Jan Toorop en Otto van Rees, de architecten M.J. Granpré Molière en A.J. Kropholler, politici als H.P. Marchant, Edward Brongersma en Dick de Zeeuw, voormalig feministe Cecile de Jong van Beek en Donk, en geleerden als Fr. Buytendijk en Cornelia de Vogel. Maar ook duizenden onbekende tijdgenoten bekeerden zich uit overtuiging tot het katholicisme. Bijna steeds namen deze bekeerlingen hun toevlucht tot Rome omdat ze de Kerk beschouwden als hoedster van tradities, als burcht van waarheid en zekerheid en als een baken van veiligheid temidden van de culturele, sociale en politieke veranderingen in de moderniserende samenleving. Paul Luykx beschrijft deze bekeerlingengolf voor het eerst als geheel en in de historische context.