Mark Ouwendijk krijgt van het moderne kunstuitingen welgezinde Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maartschappelijk werk een reisbeurs toegewezen voor zijn nuclaeir gedicht 'vervloekte wedergeboorte', en na zijn schuldiesers - vervelende volhardende lieden - te hebben tevredengesteld, koopt hij van het overgschoten reisgeld een oude C.V.2.
Met zijn liefje Cléo, op weg om moeder te worden, trekt hij met deze 'Lelijke Eend' Frankrijk in, op zoek naar de zon en naar dichterlijke inspiratie. De op het Amsteramse asfalt opgegroeide hond Jimmy is L'es Dritte im Bunde.
Onder zéér penibele omstandigheden leren Mark en Cléo de ouderzegen kennen, en het drietal, nu tot een viertal uitgebreid, vindt onderdak in een boerderij zo schilderachtig smerig als alleen maar een Franse boerderij kan zijn. Daar moet Mark, als het klaplopen op het laatst werkelijk niet langer vol te houden blijkt, tot zijn niet geringe ontzetting de tot dusver nog zelden met werk bezoedelde handen uit de mouwen steken. Het is dán dat hij, de door de zon gestoofde Franse aarde in zijn vingers verkruimelend, op een dag de vreugde in de arbeid ontdekt.
'Dag, Leidseplein' is méér dan een satire; het ademt het leven in zijn volle warmte en is gekruid met een zeer menselijke humor, terwijl de lezer als een welkome toegift een zonnig stuk Frankrijk krijgt opgedist en een blik in een Franse boerderij, waar ganzen gakkend door de modder en mest waggelen; waar vroegrijpe, ongewassen kinderen bij de druivenoogst helpen; waar langs de schaduwrijke berm van het korenveld de liefde der zinnen zich vurig uitleeft.