De ontluisterende ziekte en dood van een Italiaanse oom, in de patriarchale dorpsgemeenschap waarin haar man is opgegroeid de centrale figuur van de familie, wordt het onderwerp van haar eerste boek, Kanker. Zij gaat daarin de confrontatie aan met haar machteloosheid in een wereld, beheerst door elementaire impulsen waarvan ze tot voor kort het bestaan niet eens vermoedde, maar die de wereld is van haar man. Het schrijven ervan zal Frida Vogels vier jaar kosten maar het geeft haar zelfvertrouwen voor een hele reeks nadere plaatsbepalingen: tegenover de vrienden en familie van haar man, tegenover hemzelf, tegenover haar eigen familie en vrienden, tegenover de enige vriendin die zijzelf in Italië heeft gemaakt. Ze ontdekt dat je blootgeven geen zwakheid is, maar een kracht.
In dit vierde deel van haar dagboek reageert Frida Vogels uiteraard ook op de verschijning, in 1963, van Bij nader inzien, de grote roman van haar studiegenoot en vriend J.J. Voskuil: 'Het beschrijft een complete wereld, waaraan ik ook deel heb gehad, maar natuurlijk op een heel andere manier dan hier aan de orde komt; diezelfde dingen vormen voor mij een andere, eveneens complete wereld.'