De latere psychiater is al goed zichtbaar in dit dagboek. Keilson is een scherp waarnemer van zichzelf en van de mensen om hem heen. Met veel mededogen beschrijft hij - ook in de gedichten die hij in deze periode maakt - de situaties en de ervaringen van zijn lotgenoten. Voor zichzelf is hij daarentegen streng en onverbiddelijk. Hij wil zich zo 'onopgesmukt' mogelijk vertonen. Het resultaat is zowel een indrukwekkende getuigenis van het leed dat in de oorlog de Joden werd aangedaan als een fascinerend onderzoek naar de aard en de oprechtheid van de gevoelens van liefde die hij koestert voor de twee vrouwen.