Ik woon op de taalgrens, de grens tussen Noord- en Zuid-Europa, niet ver van Brussel. Daar groeien mijn kinderen op en ben ik de zoon van mijn vader; daar bemin ik mijn vrouw, lees ik mijn boeken, tel ik mijn dagen, kijk ik uit over mijn erf, dat ik op dagen vol zoete ironie mijn landgoed noem En als ik daar niet ben, reis ik rond, vooral in Engeland.
Een dagboek? Misschien wel een roman in de vorm van een dagboek. Er zijn de nodige hoofdpersonages; ik ben slechts de verteller.