De gedichten in Dagen in huis vertrekken steeds vanuit een alledaags, benaderbaar beeld. Een hand, een wolk, een raam, een dier - zoiets. De vanzelfsprekende vergelijkingen die die beelden oproepen, worden aan een nadere blik onderworpen, om te kijken of er - zelfs anno 2021 - nog iets uit te leren valt. Het meest vanzelfsprekende kenmerk van de poëzie, de metafoor, wordt door de bundel heen langzaam heruitgevonden.
IETS OVER RUST
Had ik in het ogenblik waarin ik gelukkig was veel meer kunnen zijn dan dat? Of was geluk wat overbleef toen het moment was uitgeput - een luwte die zichzelf niet schiep.
--
In Dagen in huis worden onze meest bestendige metaforen voorzichtig ontmanteld. In de kieren die ontstaan doemen vragen op. Wat komt er na verwondering? Hoe leven we ons beter in? En waar vinden we geluk?