Een vrouw wordt gegrepen door haar spiegelbeeld. Is zij het zelf, of is het iemand die haar iets wil zeggen? Haar dochter fotografeert sporen in de sneeuw en zoekt naar een plek om te blijven. De vader verliest zich in de brieven die twee vrouwen elkaar bijna een eeuw geleden schreven. Deze vrouwen, allebei schrijvers, zoeken in hun brieven naar een manier om anders te leven, om anders lief te hebben, los van conventies en verwachtingen.
In Dagen van glas voelt niemand zich echt thuis in de tijd en de tijd zelf bekommert zich niet om mensen. Maar achter het verhaal van een familie die uit elkaar valt schuilen andere verhalen, over liefde en autonomie, vrij willen zijn en met anderen willen verkeren, die voor elke generatie anders gestalte krijgen. Uiteindelijk gaat het in de roman net als in Meijers eerdere boeken over de kernvraag van ons bestaan: wat betekent het om goed te leven? Hoe moet je je eigen bestaan betekenis geven, en wat houdt het in om goed samen te leven met anderen? Kunst biedt inzicht en schoonheid, en vriendschap biedt troost. De taal zelf kan het leven anders laten zien. Maar uiteindelijk is dit een vraag die ieder voor zich moet beantwoorden, in elke tijd opnieuw.