De achtendertigjarige Olga wordt van de ene dag op de andere door haar man verlaten. Hij heeft een jongere vrouw gevonden. Verbijsterd blijft ze met haar twee jonge kinderen achter in het appartement waar hij zich jarenlang gelukkig waande. Wat is er misgegaan? Kan zij nog bestaan nu hij weg is? Deze vragen dwingen Olga tot een onbarmhartig zelfonderzoek. Tot haar ontzetting moet ze onder ogen zien dat haar lot heel gewoon is, en archetypisch voor vrouwenleed. En dat ook zij als moderne zelfstandige vrouw zich uiteindelijk volledig afhankelijk heeft gemaakt van haar man. Scherp en meedogenloos en met grote precisie en sensibiliteit beschrijft Elena Ferrante hoe een vrouw met een ogenschijnlijk sterke, onafhankelijke persoonlijkheid wegglijdt in de afgrond van verlating en complete ontredding. Wat Olga redt is haar drang tot overleving, haar wil tot leven. De compromisloze directheid van Ferrante's taal dwingt de lezer de opeenvolgende stadia van de onttakeling en reconstructie van een vrouwenleven mee te beleven: de wanhoop, de eenzaamheid, de claustrofobie, het delirium; maar daarna toch ook weer een langzame en kalme wederopbouw. De klassieke, maar altijd weer nieuwe tragedie van een vrouwenleven.