Voor Schopenhauer is het medelijden de basis van elke morele handeling. Dit medelijden vloeit voort uit het inzicht dat het individu wezenlijk deel is van een geheel, dat hij slechts een verschijningsvorm is van een metafysisch grondbeginsel: de ene ongedeelde Wil. De mens herkent zichzelf in alle levende wezens vanuit dit inzicht, dat tot hem spreekt met de woorden 'Dat ben jij'.
Met deze spreuk, de letterlijke vertaling van het beroemde Sanskritische 'Tat tvam asi' uit de Upanishads, plaatst Schopenhauer zich niet alleen in de eeuwenoude traditie van het hindoeïsme, maar trekt hij ook de consequenties uit zijn eigen metafysische systeem.
Schopenhauer vervat zijn betoog in een meeslepende stijl, doorspekt met felle polemische uitvallen, bloemrijke metaforen en concrete voorbeelden. Dit maakt Dat ben jij tot een leerrijk, maar vooral ook onderhoudend opstel, dat ernst, verontwaardiging en morele diepzinnigheid op een literaire manier combineert.