'Daniël!' zeg ik verschrikt.
'Ik zag je fiets,' zegt hij met een hoge stem. 'Ik dacht, je bent daar en daar is moeras.'
Mijn kleren zitten recht. Alleen mijn jas hangt nog open. Mijn gezicht gloeit. Achter me komt Sjonnie de bosjes uit. Daniël ziet alles aan hem, in één oogopslag. Sjonnies gescheurde trui, zijn kapotte gezicht, zijn dikke lip. Hij draait zich om en rent weg, zo hard hij kan.
'Ken je die?' vraagt Sjonnie. 'Het is maar een klein ventje. Waar woont-ie?'
Marta en Sjonnie spelen een spannend spel in het moeras.
In het geheim, want Marta mag van haar vader absoluut niet met Sjonnie omgaan. Hij is niet van hun kerk. Bovendien is hij een jongen, en een brutale vechtersbaas.
Als Marta op een dag met Sjonnie uit het moeras komt, staat daar het jongetje waar ze elke week op moet passen.
Heeft hij hen begluurd? Zal hij haar verraden?
Jaren later is Marta lerares en vertelt ze haar leerling Ehliman over vroeger. Marta's oude kerk is nu de moskee waar Ehliman bij hoort. Ehliman vindt haar ouders streng. Hoe meer Marta vertelt, hoe beter Ehliman begrijpt dat het voor Marta vroeger net zo moeilijk was om gehoorzaam te zijn als voor Ehliman nu.