Elisabetta, een oude joodse vrouw uit Wenen, leeft een eenzaam leven, alleen met haar herinneringen. In haar tuin staat een oude abrikozenboom, en al haar hele leven maakt ze elk jaar opnieuw jam en marmelade van de vruchten. Als ze de geur van de abrikozen ruikt, denkt de oude vrouw aan haar verleden. Aan haar familie en haar twee zussen, allen vermoord in Dachau. De oude vrouw leidt een teruggetrokken bestaan, de stemmen uit haar verleden zijn haar enige gezelschap. Maar dan krijgt ze een nieuwe onderhuurster, de jonge Duitse danseres Pola die zich gaandeweg in haar leven dringt, en zal ze voor het eerst in lange tijd haar herinneringen, en al haar pijn, moeten delen met een ander.