Charles Darwin (1809-1882) had lange tijd meer belangstelling voor de jacht dan voor de studie. Zijn liefde voor de wetenschap kwam pas echt tot ontwikkeling door de ontmoeting met inspirerende natuurwetenschappers, zoals Henslow, en vooral toen hij de natuur zelf in al haar grilligheden zag tijdens de belangrijkste gebeurtenis van zijn leven: de vijf jaar durende reis met de Beagle. In zijn autobiografie, die in eerste instantie alleen voor zijn kinderen was bedoeld, schrijft Charles Darwin over zijn wetenschappelijke methodes, over zijn passie voor het verzamelen, over de nadelen van het hebben van een slecht geheugen en de voordelen van goed kunnen observeren en deduceren, over zijn visie op religie, over het ontstaan van zijn boeken, over natuurlijke selectie en de kwestie van de aangeleerde versus aangeboren eigenschappen, over zijn liefde voor zijn familie en gezin, en over vele andere zaken. Deze Nederlandse vertaling bevat de ongekuiste versie van de autobiografie, zoals bezorgd en ingeleid door Nora Barlow in 1958, aangevuld met Darwins notities over de voor- en nadelen van het huwelijk en het in memoriam bij het overlijden van zijn dochtertje Anne. De autobiografie van Charles Darwin is een oprecht en ontroerend document. Het geeft ons een prachtig beeld van de persoonlijkheid, de ideeen, de wetenschappelijke creativiteit en het gezinsleven van deze grote wetenschapper.