Het leek op een cyclopische stad van een architectuur die de menselijke verbeelding volkomen vreemd was. Met reusachtige bouwwerken van nacht-zwart metselwerk, met elkaar overlappende steenblokken, met afgeknotte piramiden en naaldscherpe spitsen, waarvan de vormen monsterachtige perversies waren van alle wetten der geometrie. Die hele nachtmerrie van onwezenlijke structuren leek te worden samengehouden door een netwerk van buisvormige bruggen die op vele duizelingwekkende hoogten kris-kras onder en boven gekruist, de gebouwen met elkaar verbonden. Maar op dat tijdstip en op die plaats, met die reusachtige, donkere, onbekende bergen voor ons uit - terwijl wij nog waren vervuld van die onnatuurlijke vondsten uit een oudere wereld en de vrees dat de meeste leden van onze expeditie waarschijnlijk door een ramp waren getroffen - hadden wij het gevoel dat er een verholen boosaardigheid in school, een voorteken van onbeschrijfelijk onheil ...